Voorbeelden van basisrisicofactoren

Basisrisicofactoren RI&E

Basisrisicofactoren (BRF’s) zijn de meer structureel aanwezige grondoorzaken van feitelijk onveilige situaties. Door het goed benoemen van de BRF’s krijgt het management tools aangereikt om veel meer structureel en systematischer zaken aan te pakken dan alleen door middel van symptoombestrijding. Het bedrijf is vrij om zelf een keuze te maken uit BRF’s. Het kan ook een eigen set BRF’s opstellen om de structurele oorzaken van het ontstaan van risico’s aan te geven.

 

Enkele methodes waarin verschillende sets aan basisrisicofactoren beschreven staan:

1. Tripod;

2. PRISMA ongevallenanalysemethode;

3. Storybuilder;

4. SDO, de ongevallenanalysemethode Systematisch Diepgaand Onderzoek;

5. SOAT, de Systematische Oorzaken Analyse Techniek.

 

1. Tripod

Een bekende reeks BRF’s is de serie uit de Tripod-methode. Deze onderscheidt de volgende BRF’s:

  • Organisatie (OR) (Engels: Organisation (OR)). Onduidelijkheden in de organisatiestructuur, met betrekking tot bevoegdheden en verantwoordelijkheden. De organisatiestructuur past niet (meer) in de huidige manier van werken. Dit kan te maken hebben met coördinatie, supervisie en de mogelijkheden voor terugkoppeling in de bestaande bedrijfsstructuur.
  • Strijdige doelstellingen (DO) (Incompatible Goals (IG)). De strijdigheid van verschillende doelstellingen. Bijvoorbeeld ten aanzien van productie, veiligheid, planning en economische belangen. Of de conflicten tussen de doelstellingen van individuen, groepen en het gehele bedrijf.
  • Communicatie (CO) (Communication (CO)). Onduidelijke of gebrekkige communicatie: de doelgroep is bekend, maar het ‘verzonden bericht’ bereikt deze groep te laat of helemaal niet. Dit kan te maken hebben met de boodschap of de communicatiemiddelen. De noodzakelijke informatie wordt niet of te laat verstuurd of verkeerd geïnterpreteerd.
  • Procedures (PR) (Procedures (PR)). Het al dan niet voorhanden zijn van nauwkeurige, relevante en begrijpelijke regelgeving (richtlijnen, procedures, instructies, handleidingen). En of deze ook werkelijk bekend zijn, gebruikt en aangepast worden aan nieuwe situaties.
  • Training en Opleiding (TR) (Training (TR)). Het verstrekken van de juiste training en instructie aan diegenen die dit daadwerkelijk nodig hebben en de gelegenheid geven om ervaring op te doen.
  • Ontwerp (OW) (Design (DE)). De wijze waarop materiaal is ontworpen en componenten zijn samengesteld kunnen operaties moeizaam doen verlopen of oneigenlijk gebruik in de hand werken.
  • Materiaal en Middelen (MM) (Hardware (HW)). Kwaliteit, conditie, beschikbaarheid en actualiteit versus verwachte levensduur van materialen, gereedschappen en componenten van installaties.
  • Onderhoud (OH) (Maintenance Management (MM)). De effectiviteit van de onderhoudsstrategie met betrekking tot planning, beschikbaarheid van mensen en middelen en vormen van onderhoud.
  • Orde en Netheid (ON) (Housekeeping (HK)). Orde en netheid van de werkomgeving. Hieronder valt ook het beschikbaar zijn van faciliteiten voor het opruimen, schoonmaken en het verwijderen van afval.
  • Omgevingsfactoren (OM) (Error Enforcing Conditions (EC)). De omstandigheden waaronder mensen werken: fysieke werkomstandigheden (hitte, kou, lawaai, duisternis etc.) en medisch, psychisch en sociaal bepaalde factoren (ziekte, misbruik, verslaving, negatief gedrag, attitudes, sfeer in het bedrijf etc.).
  • Beschermingsmiddelen en -methoden (BM) (Defences (DF)). Systeemfouten met betrekking tot detectie, waarschuwingsmethoden, herstel, beperking, ontsnapping en evacuatie, evenals het gebruik van beschermingsmiddelen en het voorbereid zijn op noodsituaties.
  • Door de BRF’s goed onderbouwd in de RI&E-rapportage op te nemen, kan het management structureel de arbozorg naar een hoger niveau tillen. Hiermee kan het bedrijf ook in een volgende ontwikkelingsfase terecht komen.

Per BRF dient bekeken te worden hoe deze nu precies kan bijdragen tot het ontstaan van risico’s.

 



2. PRISMA

In de PRISMA-ongevallenanalysemethodiek worden de volgende achterliggende oorzaken (BRF’s) onderscheiden. Daarbij wordt verschil gemaakt in technische factoren, organisatorische factoren en gedragsfactoren.

Technische factoren:

• ontwerp;

• constructie;

• materialen.

Organisatorische factoren:

• kennisoverdracht;

• protocollen;

• managementprioriteiten;

• cultuur.

Gedragsfactoren:

Bij de gedragsfactoren geldt een onderscheid in kennisniveau, regelniveau en routineniveau.

• kennisniveau: redeneren;

• regelniveau: kwalificaties, coördinatie, verificatie, interventie en bewaken;

• routineniveau: fijne motoriek en grove motoriek.

 

3. Storybuilder

Storybuilder werkt met de volgende structurele oorzaken van onveilige situaties.

Plannen en procedures: aanwezig, juist en geschikt.

Beschikbaarheid van geschikt personeel.

Competentie: kennis, ervaring en vaardigheden van het personeel.

• Communicatie: overleg en overbrengen van informatie.

• Conflicterende (bedrijfs)belangen: bijvoorbeeld tijdsdruk conflicteert met goede voorbereiding.

• Motivatie en alertheid: motivatie, ‘awareness’, aandacht voor veiligheid of alertheid.

• Ergonomie: de interface tussen de technische uitrusting en de gebruiker.

• Materiaal (equipment): het in voldoende mate voorhanden hebben van kwalitatief goed materiaal, gereedschappen, installatie(onderdelen) en/of machines.

 

4. SDO

De ongevallenanalysemethode Systematisch Diepgaand Onderzoek (SDO) maakt gebruik van de volgende BRF’s:

  • Beleid en leiderschap: doelstellingen, key performance indicators (KPI’s), planning en control, OHSAS, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, toezicht, voorbeeldgedrag leiding, sanctiebeleid, PAGO en PMO, PSA-beleid, preventieve taken, ondersteuning op preventiegebied, geborgde werkwijzen etc.
  • Risk assessment: hieronder vallen onder meer de risico-inventarisatie, risicoranking, taakrisicoanalyses, werkvergunningensystemen, Management of Change, projectrisicoanalyse bij nieuwbouw, HAZOP’s en FMEA’s, ongevallenonderzoek en onderkenning van risico’s voor specifieke groepen.
  • Auditing en monitoring: audits, inspecties, keuringen, observaties van kritieke taken, 5S etc.
  • Procedures en regels: standaardregels en procedures, voldoen aan wetgeving, voldoen aan de laatste stand van de techniek, instructies voor gebruik van machines etc.
  • Opleiding, communicatie en informatie: hieronder vallen onder meer opleiding en scholing, samenwerking tussen deskundigen, werkoverleg, V&G-opleiding (basis en vervolg), vaststellen van deskundigheidsniveau in functieomschrijvingen, V&G-promotie en toolboxen, individuele en collectieve bescherming.
  • Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) en voorzieningen: hieronder vallen onder meer inventarisatie PBM’s, basisveiligheidsvoorzieningen als afzettingen, beschermkappen, brandblussers en vluchtwegsignalering en markering gevaarlijke stoffen.
  • Inkoop en selectie: hieronder vallen onder meer selectie externe bedrijven en competenties extern personeel, V&G-plan, CE-normen, gebruiksaanwijzingen, vaste leveranciers, voldoen aan bedrijfseisen ten aanzien van externe bedrijven.
  • Ongevallenonderzoek.
  • Noodorganisatie.

Een opmerkelijke factor die bij de BRF ‘Beleid en leiderschap’ wordt genoemd, is het voorbeeldgedrag van de leidinggevende. Deze factor wordt in de praktijk door veel leidinggevenden onderschat. Veel medewerkers zullen zich meten aan de houding van de leidinggevende. Wanneer de leidinggevende in een werkplaats rondloopt – ook al is het maar voor korte tijd – zonder de verplichte veiligheidsmiddelen op of aan, zoals helm, gehoorkap, veiligheidsschoenen, laboratoriumjas etc., zullen medewerkers denken dat het dragen daarvan eigenlijk niet zo belangrijk is en zelf ook niet meer een strakke discipline hierin opbrengen: immers, de leidinggevende doet het niet en vindt het blijkbaar niet zo belangrijk.De meeste medewerkers zullen in hun maximumnormen ten aanzien van veiligheid niet verder gaan dan de minimumnormen van de leidinggevende.

Wanneer de leidinggevende echt gaat voor veiligheid, zal hij consequent het goede voorbeeld moeten geven. Dat werkt door in de hele mentaliteit en veiligheidsattitude van de medewerkers: zij zullen immers het voorbeeld van hun leidinggevende volgen. “Als de leidinggevende bij een kort bezoek aan de werkplaats al de PBM’s draagt, dan moet hij het wel belangrijk vinden.”

Een andere opmerkelijke BRF is Inkoop en selectie. Onveiligheid komt aan de poort het bedrijf binnen: zowel in materialen/machines/stoffen als in mensen. Door bij die toegangswegen in materiaal en mensen goede criteria neer te zetten, kan veel winst geboekt worden in veiligheid.

 

5. SOAT

SOAT staat voor Systematische Oorzaken Analyse Techniek. Deze onderscheidt 16 basisoorzaken onderverdeeld in twee hoofdrubrieken:

 

Persoonsgebonden factoren:

onvoldoende fysieke/fysiologische geschiktheid;

onvoldoende mentale/psychologische geschiktheid;

fysieke stress;

mentale of psychologische stress;

gebrek aan kennis;

gebrek aan vaardigheid;

onjuiste motivatie;

misbruik of verkeerd gebruik.

 

Werkgebonden factoren:

onvoldoende leiding en/of toezicht;

ongeschikt ontwerp;

onjuiste inkoop;

onvoldoende onderhoud;

ongeschikt gereedschap en uitrusting;

ontoereikende arbeidsnormen;

overmatige slijtage en breuk;

ontoereikende communicatie.

 

Ook hier net als bij SDO expliciet aandacht voor selectie en inkoop.

Wim van Alphen

Zelf uw RI&E maken?

Bekijk de demo en probeer gratis twee modules van de IMA.