De RI&E. Hoe ver moet je gaan?

Eisen waaraan een RI&E moet voldoen

Hoe diepgaand moet bij een RI&E worden gekeken? De wetgeving stelt een aantal eisen waaraan een risico-inventarisatie en -evaluatie moet voldoen. Een van die eisen is dat een RI&E volledig moet zijn.

Maar hoe volledig is volledig? En kan een ‘volledige volledigheid’ wel bereikt worden?

Een voorbeeld: gevaarlijke stoffen

De wetgever stelt in artikel 4.2 van het Arbobesluit dat de aard, mate en duur van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen moet worden beoordeeld.

Stel, in een bedrijf zijn vele honderden soorten stoffen aanwezig. Dat komt vaak voor. Neem alleen al menig laboratorium waar soms meer dan 1000 stoffen worden gebruikt.

Als bovenstaande wettekst letterlijk wordt genomen, dan moet van alle stoffen het blootstellingsniveau worden vastgesteld. Ga er maar aanstaan. Dat moeten we niet willen. Met instrumenten als control banding kunnen groepen stoffen op basis van hun gevaarseigenschappen en een ruwe beoordeling van de blootstelling in zogenaamde risicogroepen worden geclusterd, waarna per cluster van slechts enkele stoffen de blootstelling wordt bepaald als gemiddelde van alle stoffen in dat cluster.

Rubriceren van stoffen en werkzaamheden

Zo kunnen bijvoorbeeld bij schildersbedrijven de lakken in de volgende drie rubrieken worden verdeeld: lakken op thinnerbasis, lakken op terpentine/wasbenzinebasis en lakken op waterbasis. Ook de werkzaamheden kunnen in categorieën worden verdeeld: werkzaamheden met grote blootstelling, matige blootstelling en werkzaamheden met een geringe blootstelling.

Vervolgens worden van iedere rubriek, de blootstelling aan enkele van deze lakken bij de drie soorten werkzaamhedencategorieën beoordeeld. Per aparte stof de blootstelling in kaart brengen is dan onnodig en voegt niets toe.

Dus, niet te ver gaan en niet letterlijk de wettekst volgen en van alle stoffen de blootstelling in kaart brengen. 

Gebruik maken van basisrisicofactoren

Door bij een RI&E te kijken naar de onderliggende oorzaken van geconstateerde risico’s en deze als basisrisicofactoren (BRF’s) te karakteriseren kan ook een mate van volledigheid bereikt worden.

Stel, er is geconstateerd dat de manometer van een blusser in het rood staat of dat een rubber voetje bij een ladder ontbreekt. Als je bij de RI&E louter naar symptomen kijkt, moeten al dit soort concrete zaken in kaart gebracht worden. Dan bestaat grote kans dat zaken gemist worden, bijvoorbeeld omdat deze net in een ruimte zitten waar geen toegang toe was. 

Bijvoorbeeld de blusser. Als ter verificatie ook bij enkele andere veiligheidsvoorzieningen euvels geconstateerd waren, dan zou onderzoek naar de achterliggende oorzaak hebben kunnen opleveren, dat er binnen het bedrijf onvoldoende aan preventief onderhoud wordt gedaan. Met deze meer generalistische constatering kan dan ook afgedekt worden dat zich op andere plaatsen zaken bevinden die onvoldoende onderhouden zijn. 

Als dan toch op plekken die concrete zaken gemist zijn, is dat niet erg. Doordat de basisrisicofactor is benoemd en aanvullend ook het advies is gegeven om al dit soort zaken beter preventief te gaan onderhouden, is de RI&E toch volledig.

Conclusies

Te ver doorschieten in de volledigheid dient dus geen doel. Voorkom een overmaat aan detailconstateringen en herleid enkele bevindingen tot meer generieke achterliggende oorzaken. Laten we het een beetje praktisch houden en ervoor waken niet te ver door te schieten. De RI&E als diagnose is goed en zelfs noodzakelijk, maar besteed daar ook weer niet té veel tijd, energie en geld aan. Zet die middelen liever in voor het realiseren van verbetermaatregelen op de achterliggende oorzaken van de symptomen. Daar gaat het immers uiteindelijk om.



Wim van Alphen, hoger veiligheidskundige/arbeidshygiënist, PHOV

PHOV

Zelf uw RI&E maken?

Bekijk de demo en probeer gratis twee modules van de IMA.