De OR (ondernemingsraad), PVT (personeelsvertegenwoordiging) en/of MR (medezeggenschapsraad) of OC (onderdeelcommissie) heeft, naast haar algemene toetsende rol op het ondernemingsbeleid, op het gebied van arbeidsomstandigheden (en milieu) vergaande rechten. Zij heeft op twee momenten bij de RI&E zelfs instemmingsrecht. Aan het begin heeft zij instemmingsrecht op de wijze waarop de RI&E wordt uitgevoerd en aan het eind van het RI&E-traject heeft zij instemmingsrecht op het plan van aanpak.
In artikel 27 lid 1d van de WOR staat: ‘De ondernemer behoeft de instemming van de ondernemingsraad voor elk door hem voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van:
d. een regeling op het gebied van de arbeidsomstandigheden, het ziekteverzuim of het reintegratiebeleid’.
Belangrijke voorbeelden daarvan zijn:
- de uitvoering van de RI&E
- het opstellen van het plan van aanpak
- de invoering van een (aangepaste) ziekteverzuimprocedure
- de organisatie van de interne arbozorg, waaronder de invulling van de rol van preventiemedewerker
- de inschakeling van deskundige bijstand, bijvoorbeeld de keuze voor een arbodienstverlener of het contract met de arbodienst of een arbodeskundige
- de organisatie van de bedrijfshulpverlening
- het opstellen of aanpassen van een beleid om psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen
- de uitvoering van een beleid over werkdruk
Twee momenten
Dus zijn er twee cruciale momenten van instemming door de ondernemingsraad.
1. Aan het begin: instemming ondernemingsraad met de wijze waarop de RI&E wordt gedaan
De keuze van de manier waarop de RI&E wordt uitgevoerd. Hierbij kan ook gelden de keuze voor een bepaald RI&E-instrument.
2. Aan het eind: instemming ondernemingsraad met het plan van aanpak
Wanneer een concept plan van aanpak gereed is, dient deze te worden voorgelegd aan de OR. Die heeft namelijk instemmingsrecht op het plan van aanpak. Aan de hand van het commentaar van de OR kan het concept nog worden aangepast.
Bij het instemmingsrecht gaat het om een algemene RI&E. Het is niet de bedoeling van de wetgever geweest dat de OR op alle afdelingsspecifieke (deel-)RI&E’s op detailniveau instemmingsrecht te geven. Sommige OR’s zullen dit wel proberen. Maar dat zou niet praktisch zijn, kan zeer vertragend werken en heeft geen meerwaarde. Het gaat om ondernemingsbrede zaken. De ondernemingsraad moet zich daarbij opstellen als een ware ondernemingsraad: een raad voor de onderneming en zich niet verliezen in detailzaken van afdelingen.
Overlegrecht
Daarnaast heeft de OR overlegrecht: jaarlijkse bespreking van de voortgang van de RI&E, het plan van aanpak en de actualisatie van de RI&E (Arbowet) en informatierecht: de OR heeft recht op de RI&E-rapportage (inclusief de verdiepende RI&E’s). Van belang is hierbij de inbreng van de OR te beperken tot het bedrijfsbrede arbobeleid. De OR is immers een toetsingsorgaan van het management en wordt geacht bedrijfsbreed (mee) te denken. De inbreng van de OR moet gericht zijn op de wijze van uitvoering (methodiek) van de RI&E en het plan van aanpak en niet op de details van de inhoud van de RI&E. De Arbowet sluit aan bij de rechten en bevoegdheden uit de WOR.
Overigens geldt dat, los van de wettelijke verplichtingen, het handig is de OR bij de RI&E te betrekken vanwege hun grote kennis van het bedrijf en hun brede netwerk. Tevens is dat handig voor het draagvlak.
Toetsende rol OR
Daarnaast heeft de OR een algemene monitorende en toetsende rol ook op het gebied van de follow-up van de uitvoering van het plan van aanpak van de RI&E. Haar taak is het om aan de hand van de RI&E te monitoren welke voortgang wordt gemaakt met de uitvoering van het plan van aanpak. Net als het bewaken van het algemene bedrijfsbeleid, zou een OR ook daarbij naar de implementatie van het arbobeleid moeten kijken.
Goed denkbaar is dat elk jaar een voortgangsrapportage van de verschillende afdelingen wordt opgesteld ten aanzien van de uitvoering van de actiepunten uit het plan van aanpak. Interessant voor de OR is dan om te kijken waarom bij de ene afdeling veel meer progressie is in de uitvoering van het plan van aanpak dan bij een andere afdeling. Waarom bij sommige afdelingen bepaalde acties zeer succesvol zijn en bij andere afdelingen juist niet. Waarom bij sommige afdelingen de uitvoering stagneert. Maar, zoals gesteld altijd op hoofdlijnen en zich niet verliezen in details. Op die manier wordt de OR een ware gesprekspartner van de directie en wordt dan door deze serieus genomen.
Wanneer bij een zeer groot bedrijf een centrale ondernemingsraad bestaat en per vestiging of pand een decentrale OR, dienen onderling afspraken te worden gemaakt over de inbreng van de centrale en decentrale ondernemingsraden over hun bemoeienis met de RI&E.
Zelf uw RI&E maken?
Bekijk de demo en probeer gratis twee modules van de IMA.