Registratie gevaarlijke stoffen

Registratie gevaarlijke stoffen

De beoordeling en verplichte registratie van gevaarlijke stoffen, is een omvangrijke klus als er met veel verschillende stoffen wordt gewerkt. Hoe kun je de registratie efficiënt aanpakken?

De inspectie SZW volgt een vierstappenplan: 
Stap 1 Inventarisatie en registratie: met welke stoffen wordt er gewerkt en zijn deze stoffen geregistreerd? 
Stap 2 Beoordelen risico’s aan de hand van de maatregelen.
Stap 3 Maatregelen: zijn er voldoende maatregelen conform AH strategie genomen? 
Stap 4 Borging: wordt de beoordeling regelmatig herzien?

vierstappentraject

Hoe te beginnen?

Feitelijk moeten alle stoffen beoordeeld worden. Om te bepalen welke stoffen als eerste en welke stoffen later bekeken worden, kan de methode Control banding worden toegepast.  

Control banding

Aan de hand van de H-zinnen (eventueel R-zinnen en grenswaarden) zijn de stoffen in gevaarsklassen A Zeer klein gevaar/geen effect …t/m……… E Zeer groot gevaar/zeer ernstig effect) ingedeeld. 

Daarnaast wordt globaal de mate van blootstelling aan deze stoffen ingeschat: Bijna geen t/m  Zeer hoog).

Deze twee zaken zijn in een matrix uitgezet. Zo is het gebruik van gevaarlijke stoffen in de werksituaties in 25 risicoklassen ingedeeld (de cellen van de matrix): feitelijk is dit een risicomatrix met de factoren kans x effect.  De stoffen/situaties die in de categorie rood vallen, kunnen worden beschouwd als groot risico, de stoffen/situaties in de gele band als midden risico en de stoffen/situaties in de groene zone als kleine risico’s.

Risicomatrix Control-banding

risicomatrix

Om een prioritering in de aanpak voor het nadere onderzoek te maken, kan dan begonnen worden met alle stoffen in de rode cellen, daarna alle stoffen in de gele cellen en tenslotte alle stoffen in de groene cellen. De Controlbanding methode wordt dus zo gebruikt om de volgorde in de aanpak te bepalen. Daarbij wordt het bovengeschetste vier-stappen traject wel voor alle stoffen gevolgd. Het bepalen van de blootstellingsconcentratie kan worden gedaan door de concentraties te meten (meetapparatuur) of gebruik te maken van een schattingsmethode zoals Stoffenmanager, Ecetoc-Tra of ART.  

Wanneer dit echter voor alle stoffen/situaties wordt gedaan, kan dat een zeer omvangrijke klus zijn als er binnen het bedrijf met veel stoffen wordt gewerkt.  

Efficiënter aanpakken

Voorafgaand aan het toepassen van bovenbeschreven methode kan het nuttig zijn eerst na te gaan of alle aanwezige stoffen nog wel gebruikt worden. 

In de praktijk kan dit aan de gebruikers worden gevraagd, maar de praktijk leert dat veel gebruikers dan aangeven dat ze nagenoeg alle stoffen gebruiken. Ze willen eigenlijk geen enkele stof missen: ze willen immers nooit misgrijpen. 

Beter kan het zijn veel chemicaliënpotten en –flessen met ducktape het deksel dicht te plakken en dan na bijvoorbeeld een half jaar te kijken van welke pottten en flessen de verzegeling niet verbroken is. Deze kunnen dan apart gezet worden. Als het half jaar daarna naar die stoffen niet gevraagd wordt, kunnen die stoffen worden afgevoerd. Dat bespaart veel moeite om bovenbeschreven registratie op te zetten. Bovendien bespaart het ook veel opslagruimte. Feitelijk wordt het dan ook veiliger omdat er minder gevaarlijke stoffen in huis zijn. 

Van de resterende stoffen moeten vervolgens wel natuurlijk de mate en de duur van de blootstelling in kaart worden gebracht.

Verdiepend onderzoek worst cases

Een efficiënte aanpak hierin is om te per cel (risicoklasse) slechts enkele stoffen nader te bekijken op de precieze blootstellingsconcentratie tijdens het werk. Bij voorkeur worden daarbij de worst cases bekeken. Bijvoorbeeld situaties waarbij door de aard van het werk een grotere blootstelling is te verwachten (vergeleken met de andere stoffen en situaties van die risicoklasse) of stoffen met een relatief hoge vluchtigheid, werksituaties met hogere procestemperaturen, minder goede plaatselijke ventilatie, enz. 

Wanneer uit dit verdiepende onderzoek bij die geselecteerde stoffen (door meten of schattingsmethodes) blijkt dat er voor die stoffen geen nadere maatregelen nodig zijn omdat ruimschoots onder de grenswaarde wordt gebleven, geldt dat ook voor alle stoffen die in diezelfde cel (risicoklasse) zijn ingedeeld. Het aantal onderzoeken is zo sterk teruggebracht. 

Overwogen kan nog worden uit de rode cellen relatief meer stoffen als pilot te selecteren dan uit de gele cellen. Mutatis mutandis geldt dit voor de gele cellen versus de groene cellen.  

Diagonaal methode

Een nog praktischere benadering is om te werken volgens de zogenaamde diagonaal-methode. Dit betekent dat ervan uit wordt gegaan dat alle stoffen/situaties die zich op dezelfde diagonaal in de risicomatrix bevinden eenzelfde risicogrootte geldt. Bijvoorbeeld de stoffen in de cel ‘E Zeer groot gevaar/matige blootstelling’ zijn qua risico even groot als de stoffen in de cel ‘D Groot gevaar/Hoge blootstelling’ en ‘C Midden gevaar/Zeer hoge blootstelling’. 

Feitelijk betekent dit dat de risicogroottes van alle stoffen/situaties in de cellen op een zelfde diagonaal gelijk zijn. 

Dus in plaats van uit elke cel kunnen nu ook van elke diagonaal enkele worstcases gekozen worden voor verdiepend onderzoek. Het aantal diagonalen is 9. Dus het geheel wordt teruggebracht tot 9 risicoklassen. Ook verdient het aanbeveling van de rode diagonalen meer stoffen nader te onderzoeken dan van de gele. Mutatis mutandis geldt dit voor de gele diagonaal t.o.v. de groene diagonaal. 

Wim van Alphen
Veiligheidskundige, Arbeidshygiënist

Zelf uw RI&E maken?

Bekijk de demo en probeer gratis twee modules van de IMA.