Eisen aan de RI&E

Over de eisen die aan een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) worden gesteld, bestaan veel misverstanden. Het gevolg hiervan is helaas dat zeer veel RI&E-rapporten onder de maat zijn. Een gemiste kans, want met een goede RI&E wordt een fantastisch goed middel aangereikt om op systematische wijze te werken aan het verbeteren van de werkomstandigheden, het verhogen van het werkplezier en het terugdringen van ongevallen en ziekteverzuim.

De wettelijke basis van de RI&E staat geformuleerd in de Arbowet artikel 5 lid 1: ‘Bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid legt de werkgever in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vast welke risico's de arbeid voor de werknemers met zich brengt. Deze risico-inventarisatie en -evaluatie bevat tevens een beschrijving van de gevaren en de risico-beperkende maatregelen en de risico's voor bijzondere categorieën van werknemers.’

Om op basis van de wet een goede en nuttige RI&E op te stellen, zijn er eisen waaraan RI&E moet voldoen. De belangrijkste zijn:

Een RI&E is volledig

Een RI&E die volledig is, besteedt aandacht aan alle arbozaken. Dus alle aspecten moeten worden benoemd. Wanneer voorafgaand aan of tijdens het uitvoeren van een RI&E blijkt dat bepaalde zaken nader moeten worden uitgezocht, kunnen deze naar een later tijdstip verschoven worden en later als verdiepende RI&E worden uitgevoerd, de zogenaamde cascade-aanpak. Formeel betekent dit dus dat wanneer er bepaalde verdiepende RI&E’s nog niet zijn uitgevoerd (en deze wel noodzakelijk zijn) de RI&E dus nog niet volledig is.

Ook zonder een volledig ingevuld plan van aanpak waarin de gekozen prioriteiten van het management zijn aangegeven en een tijdspad met verantwoordelijken voor de uitvoering, is de RI&E niet compleet. Een methode om toch volledig te zijn in een RI&E is om te werken met zogenaamde basisrisicofactoren. (meer hierover in een volgend artikel)

Een RI&E is betrouwbaar

Een betrouwbare RI&E betekent dat de gepresenteerde gegevens een reëel beeld geven van de gevaren en risico’s en niet slechts gebaseerd zijn op de subjectieve mening van één of slechts enkele mensen. Wanneer bijvoorbeeld gewerkt wordt met vragenlijsten, gesprekken of interviews zullen de persoonsgebonden zaken (zoals de beleving van het binnenklimaat, de mate waarin voorlichting is gegeven, etc) cijfermatig onderbouwd moeten zijn. Ook moet er in dat geval een voldoende hoge respons zijn of met door een zogenaamd non-respondenten onderzoek geverifieerd worden dat de verkregen resultaten inderdaad representatief zijn voor het geheel.

De betrouwbaarheid stelt ook eisen aan het aantal ruimtes en werkplekken dat in het kader van de RI&E wordt bezocht. Daarbij dient eveneens sprake te zijn van een representatieve steekproef.

De RI&E is actueel

Een RI&E dient actueel te zijn, wat strikt genomen betekent dat het als werkdocument moet worden bijgehouden (een zogenaamd ‘levend document’). Stel dat de RI&E in januari geactualiseerd is en in maart van datzelfde jaar wordt een nieuwe machinelijn in gebruik genomen. Dat betekent dat de RI&E op dit punt direct moet worden bijgewerkt. Stel dat dit niet gebeurt en de actualisatie inderdaad pas in januari van het volgende jaar plaatsvindt, dan is dat een wettelijke overtreding. Wanneer later in dat jaar een ongeval plaatsvindt met die machine, komt het bedrijf er niet mee weg te roepen dat bij de eerstvolgende actualisatie van de RI&E de betreffende machinelijn zou worden meegenomen.

Actuele inzichten

Naast actuele ontwikkelingen op de werkvloer, moeten ook actuele inzichten in de RI&E opgenomen worden, zowel qua diagnose als qua adviezen. De meest recente inzichten om bepaalde risico’s te voorkomen dan wel te beperken zijn te vinden in de IMA (toelichting en criteria), de betreffende branche-RI&E’s, de overeenkomstige arbocatalogi, arbokennisdossiers, richtlijnen en Arbo-Informatiebladen (AI-bladen). 

De OR stemt in met de RI&E

De ondernemingsraad heeft instemmingsrecht over majeure arbozaken. Daarbij behoort dat de OR vooraf instemt met de wijze waarop de RI&E gedaan wordt (de scope, hoe en wat, de mate van betrokkenheid van de werknemers, het tijdspad, enz.) en aan het eind van het RI&E-traject met het ingevulde plan van aanpak.

Een RI&E beschrijft de preventieve taken

In de RI&E moet een beschrijving staan welke preventieve taken aan medewerkers worden toegewezen en welke deskundigheid (ervaring en ‘uitrusting’) bij die ‘preventiemedewerkers’ voor het uitvoeren van die taken vereist is.

Bijzondere groepen

In de RI&E moet aandacht geschonken zijn aan de risico’s voor bijzondere groepen, voor zover deze aanwezig zijn binnen het bedrijf. Voorbeelden zijn: jeugdigen, ouderen, zwangere vrouwen, etnische minderheden, minder validen, derden, schoonmaakpersoneel, alleenwerkers, thuiswerkers, stagiaires en uitzendkrachten.

Een RI&E gaat over beleid én werkvloer

In een RI&E moet zowel aan beleidsmatige zaken als aan de concrete risico’s op de werkvloer aandacht besteed worden. Beleidsmatig omdat bekeken moet worden hoe de organisatie de zaken formeel geregeld heeft, welke spelregels zijn afgesproken (procedures e.d.), hoe de verantwoordelijkheden en zaken als voorlichting en toezicht geregeld zijn.

Maar uiteindelijk gaat het om de feitelijke handelingen op de werkvloer. Juist op de werkvloer zijn de gevaarsbronnen aanwezig en worden de risico’s gelopen. Daar vinden ongevallen plaats en zijn mogelijk onbedoelde blootstelling aan gevaarsbronnen die ook op termijn tot letsel kunnen leiden. Door de screening op de werkvloer tijdens de RI&E wordt geverifieerd of de afgesproken beleidszaken daar wel voldoende worden nageleefd.

Een RI&E bevat een advies over de BHV

In de RI&E dient een advies te staan over de omvang en vaardigheden van de bedrijfshulpverleningsorganisatie. Daarbij moet uitgegaan worden van de zogenaamde maatgevende scenario’s: de ergste situaties die in het bedrijf kunnen optreden.

Een RI&E heeft aandacht voor gezondheid

In de RI&E moet aandacht gegeven worden aan ongevallen, ziekteverzuim en beroepsziekten. Aanvullend daarop moet een advies staan over de aan te bieden (periodieke) arbeidsgezondheidskundige onderzoeken (PAGO’s). Immers op basis van de geïnventariseerde risico’s kan ingeschat worden welke gezondheidseffecten daaruit zouden kunnen ontstaan bij ongewijzigd beleid. Om inzicht te krijgen in de lichamelijke toestand van betreffende werknemers en de ontwikkeling hierin in de loop van jaren te kunnen volgen (monitoren) kunnen (en moeten) deze arbeidsgezondheidskundige onderzoeken worden aangeboden.

Verplicht aan te bieden PAGO’s  betreffen onder andere:

  • jeugdige werknemers
  • nachtarbeid
  • gevaarlijke stoffen
  • asbest
  • biologische agentia
  • beeldschermwerk
  • geluid
  • trillingen
  • kunstmatige optische straling
  • duikarbeid
  • lood

Deze wettelijk verplichte (aan te bieden) (P)AGO’s moeten niet verward worden (wat echter wel vaak gedaan wordt) met de (niet wettelijk verplichte) PMO’s: de preventieve medische onderzoeken. PMO’s zijn meer gericht op een algemene gezondheidscheck waarin gekeken wordt naar bloeddruk, cholesterol, BMI, levenstijl, enz.

De medewerkers mogen weigeren aan de verplicht aan te bieden (P)AGO’s mee te doen. De werkgever dient dit te respecteren, maar kan wel enige druk uitoefenen om wel hun medewerking hierin te verkrijgen. Zo zou hij aan weigerende medewerkers kunnen verklaren een verklaring te ondertekenen waarin zij aangeven niet aan de aangeboden (P)AGO’s te willen meewerken en daarmee hun werkgever niet in staat te stellen hun gezondheid in de tijd te monitoren. Menig werknemer kan daardoor misschien wat meer nadenken over de gevolgen van zijn weigering aan de (P)AGO mee te werken als er onverhoeds later toch gezondheidsklachten zouden ontstaan. Zijn verhaalrecht kan daardoor aanzienlijk afnemen.

Wim van Alphen
Veiligheidskundige, Arbeidshygiënist

Zelf uw RI&E maken?

Bekijk de demo en probeer gratis twee modules van de IMA.